Sinds ik zelf een fulltime baan heb, vraag ik me het volgende af: hoe kan het nou dat we nog steeds 40 uur moeten werken in deze maatschappij. En nog wel tot ons 67e. Hoe kan het dat sinds de komst van wasmachines, vaatwassers, online bestellen, fabrieken, instantane informatie-uitwisseling, er nog steeds zo hard gewerkt moet worden? Al surfend kwam ik destijds op deze Wikipedia-pagina over geplande veroudering en ik verbaasde mij. Vandaag las ik het boek Neem de Tijd van Koen Haegens uit die een aardig en verontrustend perspectief biedt over onze tijdsbesteding in onze huidige maatschappij.
Waarom werken wij zoveel? Omdat er geld verdiend moet worden. En waarom moet er geld verdiend worden? Om van alles aan te schaffen. Tot zover niets spannends. We krijgen salaris van bedrijven zodat wij weer geld uitgeven uit kunnen geven. Dat levert een aardige vicieuze cirkel op. Met twee trucs wordt dit in stand gehouden. De eerste noemde ik al, geplande veroudering. Een bekendere term is misschien planned obsolescense. De tweede is commodificering.
Planned obsolescense
Bij het ontwerpen van een product, houdt men rekening met een aantal factoren: functionaliteit, ontwikkelprijs, het productieproces, en natuurlijk de levensduur. Het is al lang geen doel meer om de levensduur van een project zo lang mogelijk te maken. Dat zou heel onhandig zijn. De consument moet terugkomen en weer nieuwe producten kopen, anders wordt er geen winst gemaakt! Dus gloeilampen gaan stuk na een bepaald aantal branduren. Cruciale onderdeeltjes worden gemaakt van broos plastic zodat ze naar verloop van tijd stuk gaan. Batterijen gaan maar een beperkt aantal laadcycli mee. Onderdelen gevoelig voor hitte worden geplaatst naast een warmteproducerend element. Uiteraard is het vervangen van een onderdeeltje net zo duur als aanschaf van een nieuw apparaat.
Denk ook aan het uitbrengen van nieuwe vergelijkbare producten, zodat weer aangeschaft moet worden: van de LP, naar cassettetape, naar CD, naar MiniDisk. Misschien worden vervangende onderdelen, zoals een specifiek type batterij, niet meer verkocht. Of een onderdeel is zodanig geïntegreerd dat deze niet vervangen kan worden. Het onderhoud (Windows XP bijvoorbeeld) vervalt, zodat wel overgegaan moet worden naar een nieuwe versie. Denk aan een printer die niet wil printen omdat één van de kleuren van een cartridge leeg is. Ook wordt de indruk gewekt dat onderdelen vervangen moeten worden (scheermesjes, waterfilters) terwijl het eigenlijk niet nodig is. De voorbeelden zijn eindeloos. Wat een geld kost dit de consument. Wat een belasting voor het milieu. Hoeveel tijd kost dit ons: het produceren (van dingen die ook langer mee zouden kunnen gaan), het daadwerkelijke vervangen en het werken voor middelen om weer nieuw te kunnen kopen.
Een aardig voorbeeld van hoe het ook kan, is de Centennial Light. Ruim honderd jaar geleden geproduceerd en deze brandt nog steeds. Er zijn meerdere gloeilampen van dit type die nog steeds functioneren. Het kan dus wel, maar zo wordt niet meer geproduceerd. Jezelf overbodig maken als producent, daar wordt je niet rijk van.
Commodificering
Commodificering is verkopen van iets, wat voorheen niet verkoopbaar was. Tenminste, dat is mijn interpretatie van dit artikel. Misschien heb ik niet het bijpassende woord helemaal juist, maar het gaat om het volgende. Het verbod op stropen zodat mensen zonder land (ook een voorbeeld van commodificering) minder toegang hadden tot voedsel. Het verkopen van kraanwater in dure flesjes en het verminderen of verwijderen van openbare tappunten. De verkoop van lucht middels emissierechten. Het privatiseren en kappen van bos. Producten die van ons allemaal zijn of juist van niemand, worden geclaimd en er wordt winst op gemaakt. Een individu wordt daar niet beter van.
Wat te doen?
Dit zijn patronen die moeilijk te doorbreken zijn. De vraag wordt kunstmatig gecreëerd. Hoe doe je daar als individu niet aan mee? Wat zou het betekenen voor de maatschappij wanneer we terugkunnen naar een twintig-urige werkweek?